Читаем и учим нидерландский.  


Een sprookje. Roodkapje .
Roodkapje

Er was eens een klein meisje dat altijd een rood kapje op haar hoofd droeg.
Vandaar dat haar naam ook ''Roodkapje'' was.
Op een dag vroeg Moeder aan Roodkapje of zij haar zieke Grootmoeder die diep in het bos woonde, een mandje vol met lekkernijen wilde brengen.
De grootmoeder was namelijk ziek en van dat lekkers zou ze vast snel weer beter worden. Roodkapje hield erg veel van haar Grootmoeder en dus wilde ze het natuurlijk meteen gaan doen. Maar, zo drukte Moeder Roodkapje bezorgd op het hart, op weg naar Grootmoeder moest Roodkapje wel netjes op het pad blijven, want stel je voor dat ze zou vallen!
(andere voorzetting vervolg)

Еще о слабых глаголах
Present Indefinite:
Основа
Past Indefinite:
Present Perfect:

Praten (говорить)
praat
praatte (n)
gepraat

Studeren (учиться)
studeer
studeerde (n)
gestudeerd

Leren (узнавать, обучить)
leer
leerde (n)
geleerd

Kleden (украшать)
kleed
kleedde (n)
gekleed

Heten (назваться)
heet
heette (n)
geheten

Leggen (класть)
leg
legde (n)
gelegd

Bakken (печь, жарить)
bak
bakte (n)
gebakken

Betalen (платить)
betaal
betaalde (n)
betaald

Beantwoorden (отвечать)
beantwoord
beantwoordde (n)
beantwoord

Betekenen (означать)
beteken
betekende (n)
betekend

Vertellen (сообщать)
vertel
vertelde (n)
verteld

Verkleden (изменять)
verkleed
verkleedde (n)
verkleed

Verbranden (гореть)
verbrand
verbrandde (n)
verbrand


Некоторые сильные глаголы:

Обратите внимание: термин " сильный глагол " означает, что при изменении времени глагола гласный в основе глагола меняется.

Present Indefinite:
Основа
Past Indefinite:
Present Perfect:

doen(делать)
doe
deed(deden)
Gedaan

lopen(гулять, ходить)
loop
liep(en)
Gelopen

zeggen(сказать)
zeg
zei(den)
Gezegd

zien(видеть)
zie
zag(en)
Gezien

liggen(лежать)
lig
lag(en)
Gelegen

zitten(сидеть)
zit
zat(en)
Gezeten

staan(стоять)
sta
stond(en)
Gestaan

gaan(идти)
ga
ging(en)
Gegaan

slaan(бить)
sla
sloeg(en)
Geslagen

rijden(ехать на (автомобиле))
rijd
reed(reden)
Gereden

vragen(спрашивать)
vraag
vroeg(en)
Gevraagd

geven(давать)
geef
gaf(gaven)
Gegeven

kopen(покупать)
koop
kocht(en)
Gekocht

komen(приходить)
kom
kwam(en)
Gekomen

weten (знать)
weet
wist(en)
Geweten

schrijven(писать)
schrijf
schreef(schreven)
Geschreven

blijven(оставаться)
blijf
bleef(bleven)
Gebleven

krijgen(получать)
krijg
kreeg(kregen)
Gekregen

lezen(читать)
lees
las (lazen)
Gelezen

onthouden(помнить)
onthoud
onthield(en)
Onthouden

ontdekken(открывать, обнаруживать)
ontdek
ontdekte(n)
Ontdekt

ontvangen(получать)
ontvang
ontving(en)
ontvangen


Обратите внимание: " v " становится " f " в конце слова. " Z " становится " s " в конце слова.

Обратите внимание: Если инфинитив начинается с префикса, например ver-, ont-, к глаголу в Past Participle не присоединяется ge.

41 упражнение.

a. Дайте правильную форму глагола.

b. Переведите на русский язык.

c. Перепишите в Past Tense.

d. Перепишите в Past Perfect Tense.



Moeder (lopen) naar de winkel.
Zij (doen) boodschappen.
Zij (kopen) brood.
De bakker en moeder (zeggen) `Goede Morgen''.
Moeder (gaan) naar huis.
Vader (blijven) thuis vandaag.
Hij (lezen) een goed boek.
Henk en Wim (komen) thuis.
Zij (zijn) moe.
Henk (hebben) ook een beetje hoofdpijn.
De stoel (staan) achter de tafel.
Ik (zien) hem niet zo goed.
Waar (liggen) je boek?
Hannie (zitten) aan de tafel.
Waarom (slaan) jij je zusje?
Vader (rijden) met de auto naar zijn werk.
Wim (vragen) hem waar hij (werken).
Vader (geven) hem een duidelijk antwoord.
Wim (weten) niet waar zijn vaders kantoor (zijn).
(Krijgen) hij een goed salaris?.
Hannie (schrijven) elke week een lange brief.
Haar vriendin (lezen) de brief twee keer.
Zij (onthouden) elke woord in de brief.
Hij (ontdekken) een onbekend (unknown) eiland (island).
Henk (ontvangen) een mooie prijs (prize) voor zijn werk.
Прилагательные:

Некоторые прилагательные-антонимы:

Mooi (хороший) - lelijk (уродливый)

Groot (большой) - klein (маленький)

Hoog (высокий) - laag (низкий)

Snel (быстрый) - langzaam (медленный)

Goed (хороший) - slecht (плохой)

Duur (дорогой) - goedkoop (дешевый, недорогой)

Открытый (открытый) - dicht (закрытый)

Порода (широкий) - smal (узкий)

Moeilijk (трудный)) - (ge) makkelijk (простой)

Lang (длинный) - kort (короткий)

Licht (светлый; легкий) - donker (темный), zwaar (тяжелый)

Dun (тонкий) - dik (толстый)

Mogelijk (возможный) - onmogelijk (невозможный)

Interessant (интересный) - oninteressant (неинтересный)

Belangrijk (важный) - onbelangrijk (незначительный)

Vriendelijk (дружественный) - onvriendelijk (недружественный)

Оканчания прилагательных:

Пилагательные присоединяют окончание -e после определенных определенных артиклей (de/het):

De grote man, de mooie fiets, de dure piano.

Het grote huis, het vriendelijke meisje.

Прилагательные присоединяют окончание -e после неопределенного артикля een, если существительное - de-слово, как в: een grote man, een mooie fiets, een dure piano.

Прилагательные не присоединяют окончание -e после een, если существительное - het- слово, например.: een groot huis, een vriendelijk meisje.

Упражнение 42.

Дайте правильную форму прилагательного, сначала с определенным артиклем, затем с артиклем " een ".

groot - de man
duur - de pen
mooi - het kind
goedkoop - het potlood
moeilijk - het boek
interessant - de stad
vriendelijk - de vrouw
goed - het meisje
snel - de fiets
breed - het land
Telwoorden:

21. Een twintig

30. Dertig

42. Twee veertig

86. Zes tachtig

100. Honderd

579. Vijfhonderd negen zeventig

1000. Duizend

1,000,000 miljoen

6,000,000,000 zesmiljard

Geld (деньги):

· F. 1 =

· 1 rijksdaalder = 1 florijn = 1 gulden =

· 4 kwaartjes =

· 10 dubbeltjes =

· 20 stuivers =

· 100 cent.

f. 6.45 Zes gulden vijf veertig/ Zes vijf veertig)

Упражнение 43.

Произнесите громко и запишите словами:

f. 25; f. 13.86; f. 37.49; f. 66.18; f. 88.89; f. 514.92.

Nieuwe woorden:

Boodschappen (doen) - поручение, покупка, сообщение

Meestal - обычно

(Het) druk (hebben) - (быть) занятым

vit - белый

Bruin - коричневый

Weinig - немного, немногие

Nog - все еще, однако

Volgend (e) - следующий

Tegen - к, против

Daar - там

Erg - очень

Vers - свежий

Lekker - вкусный, хороший

Slager - мясник

Het varkensvlees - свинина

De worst - колбаса (сосиска)

Biefstuk - бифштекс

Het briefje, biljet - банкнота

De kilo - килограмм

Het pond - фунт

Groet - приветствие

De week - неделя

(Goeden) dag! - Добрый день! До свидания!

Hoe gaat het? - как дела?

Het gaat wel - неплохо

Goed - хороший

Slecht - плохой

Terug - назад

Thuis - дома

Tot - до

Alstublieft - пожалуйста

" S maandags - по понедельникам

Groeten - приветствовать

Begrijpen - понимать, постигать

BOODSCHAPPEN DOEN
''s Maandags doet Moeder boodschappen. Ze gaat meestal op de fiets. Gisteren heeft ze ook boodschappen gedaan. Gisteren was het maandag. Eerst ging ze naar de bakker. Ze groette de bakker vriendelijk: `Goedemorgen'', zei ze tegen hem.
De bakker beantwoordde haar groet: `Dag, mevrouw Van Dam'', zei hij. `Hoe gaat het vandaag?''.
`Het gaat wel'', zei mevrouw Van Dam. `Ik heb het erg druk. Hebt u lekker brood vandaag?''
`Vanmorgen gebakken'', antwoordde de bakker. `Heerlijk vers.''

Ccылки на другие страницы посвященные нидерландскому языку:
Познакомься с сайтом с уроками нидерландского языка
НИДЕРЛАНДСКИЙ АНЕКДОТ.Помогает выучивать устойчивые фразы и словосочетания в непринужденной атмосфере смеха и шутки
произношение в нидерландском языке
АРТИКЛИ в нидерландском языке- или урок номер 3
Читаем и учим нидерландский- урок номер 4.
АМСТЕРДАМ.НИДЕРЛАНДСКИЙ ЯЗЫК.ГЛАГОЛЫ.НОВЫЕ СЛОВА.
Учим и читаем нидерландский- или урок номер 6
Как не умереть от безответной любви. И другие ответы на ваши вопросы.Духовная переписка.
Напишите мне


 
Hosted by uCoz